Zo ziet het leven er uiteraard volstrekt niet uit. Zoals een kindertijd niet alleen wordt getekend door alle momenten van feest, plezier, successen en diep gevoelde liefde, maar ook door de eerste littekens, builen, schrammen, mislukkingen en afwijzingen, zo schenkt het leven ons ook van alles waarom we niet gevraagd hebben. Ruzie, frustratie, afwijzing, liefdeloosheid, harteloosheid, kanker, zere voeten, bloedneuzen, onbegrijpelijke afwijkingen, onverklaarbare kwalen en onuitstaanbaar onbegrip.
En nu komt de clou. Maakt dat alles ons tot wijzere, rijpere en meer begripvolle mensen? Brengt het ons tot het inzicht dat - zoals John Lennon het ooit prachtig zei: Life is what happens to you whne you're busy making plans' - we maar beter kunnen meevaren op die levensstroom? Vaak denk ik van niet. Als ik om me heen kijk, zie ik zoveel angst, frustratie, boosheid, onwil en soms zelfs echte haat, dat ik denk dat we nog heel wat te leren hebben.
En dat begint en eindigt bij het houden van jezelf. Als je dat een beetje onder de knie hebt - en daar heb je een behoorlijk deel van een mensenleven voor nodig, denk ik - dan sta je een stuk minder wankel in het leven. Zodra je je realiseert hoe minuscuul en tegelijkertijd groots je bent, begint het besef te komen dat je maar beter met de stroom mee kunt drijven. Het besef dat je klein bent, maakt je gevoel voor anderen groter. Met andere woorden: als je echt van jezelf houdt begint langzaam maar zeker het gevoel van mededogen te groeien. Iedereen, werkelijk iedereen drijft mee op die stroom. Dus als iemand die je lief is kanker krijgt; als je kind van je vervreemdt, als je bedrijf ineens bergafwaarts gaat, als je dierbaarste spullen zijn gejat, als je vakantie in het water valt, als - nou ja wat dan ook; bedenk dan dat je op die stroom zit die 'het leven' heet. Blijf geloven in jezelf, blijf om je heen kijken, vraag hulp, vertel wat er met je gebeurt, wees niet bang voor een stroomversnelling, hou je vast aan anderen (niet vastklampen!), laat iedereen merken dat je blij bent met al het moois dat je ook nog krijgt en ontwaart. En dan zie je ineens - daar in de verte! - dat paradijselijke eilandje midden in de stroom. Hoe vreemd ook, je begrijpt er zelf niets van, koers je er recht op af. Je gaat aan land en wordt bijzonder hartelijk ontvangen. 'Wat goed dat je er bent. We hebben al zo lang op je gewacht. Kom, we gaan eten en feest vieren. Dat heb je wel verdiend.' Je kan niet anders dan glimlachen terwijl er een traan over je linkerwang biggelt.