Eerst hebben de herfststormen je van al je bladeren beroofd. Vervolgens proberen de herfstbuien je vochtgehalte ook binnenin op een zo hoog mogelijk peil te krijgen. Hier en daar raak je een tak kwijt, maar ach je hebt er nog genoeg. Nee, de herfst die kun je hebben.
Maar dan komt de winter. En die is wispelturig. Niet nor-maal. Je laat het allemaal stoïcijns over je heenkomen. De pakken sneeuw - weer een paar takken weg. De ijzige wind. De dag- en nachtvorst; en ja je hoort ze al snel weer praten over een Elfstedentocht. Het zal toch niet...
En láng duurt die winter deze keer. IJzingwekkend lang. En dat is lastig, want zo vanaf eind februari, begin maart, voel je een kriebel binnenin die langzaam aanzwelt. Wat sommige mensen wel eens hebben als ze de slappe lach krijgen. Die schijnt ook met een soort van gerommel binnenin te beginnen en daarna onstuitbaar te zijn.
Maar er lijkt geen einde aan die kl...winter te komen. December: koud. Januari: ijskoud. Februari: nog kouder. Maart: even een opleving en weer koud. April: verrek, een warme dag... zal ik? Nee hoor, nog steeds koud. Dus je houdt je in.
En dan ineens begin mei voel je het. Het is net of iemand tegen je zegt: Barst maar los. Spring maar uit de band. Laat je maar eens lekker gaan. En dat doe je dus ook. Je laat iedereen zien wat je allemaal in je mars hebt. Zo snel heb je dat nog nooit gedaan. Echt, een recordtijd. Je staat van trots te stralen. En het voelt lekker! Je hebt energie voor een heel jaar. Wat, voor een eeuw. Het enige wat je voorzichtig nog wel even denkt: 'Zien ze me wel staan?' Nou en of we je zien staan; we kunnen niet om je heen. Zo rose was rose nog nooit.