Dat was toch echt wel zijn aller-, aller-, allermooiste eigenschap. De onvoorwaardelijke liefde voor iedereen van ons gezin. En alle anderen. Daar moesten wij eens wat meer van hebben. Zo mild als voor een baby, maar dan voor iedereen en ons leven lang (die heb ik van mijn vrouw die Alain de Botton dat hoorde zeggen).
Het kan niet anders dan dat Sipke een enorme eigenliefde koesterde. En die hebben wij gevoed, zoveel als we konden. Daar word je niet dik van, maar wel heel gelukkig. Ook als voeder.
Mijn beste ideeën kreeg ik als ik met hem wandelde. Mega-grote inspirator, die Sipke. En dan ook nog zonder een woord te zeggen. Of te blaffen. Een kwispeltje en hop, weer een idee (niet dat het nu op is hoor. Sipke weet de meest onverwachte wegen te bewandelen om zijn verhaal over het voetlicht te krijgen. En dat verhaal mag ik dan doorgeven).
Hij gaf me rust en ritme. Ook dat is bijzonder prettig in deze hectische tijden waarin alles maar voortdurend verandert. Zo niet Sip. Ja, wat ouder, wat grijzer, wat strammer en wat wijzer. Het laatste jaar kwam hij me elke ochtend uitgebreid begroeten. Liefde delen. Zouden wij (ikzelf ook) ook eens wat meer moeten doen. Kies zelf maar met wie.
Onvoorwaardelijke vriendschap. Dat is het. Niks ertussen. Nooit een kwaad woord. Van hem in elk geval; ik ben nog wel eens boos op hem geweest. Dat lag altijd aan mij.
Zo zonder voorwaarden zouden we allemaal moeten leven. Verwachtingsvol. Open. Met de wil om alles te delen. En ten diepste niets meer te willen. Alleen maar te zijn. Dag Sipke, je bent er nog. Onvoorwaardelijk vertrokken. En toch nog hier.