Mijn vader was onderwijzer. Als enige uit een groot boerengezin mocht hij naar de kweekschool. Dat had vooral met zijn fysieke gesteldheid te maken; mijn vader heeft een zwakke rug met een forse scoliose. Als puber heeft hij een paar jaar met een soort van harnas gelopen om die rug weer in de plooi te krijgen. En hij sliep (nou ja slapen...) in een gipsbed. Tja, we hebben het over de jaren '40 en '50.
Als jong romanticus begon hij met het schrijven van gedichten. Misschien is een van de eerste wel voor mijn moeder geweest, dat weet ik niet. Hij presteerde het in ieder geval om naast een onderwijscarrière ook een lange schrijfcarrière op te bouwen. Hoofdzakelijk met gedichten. Maar ook met een aantal libretto's (of zeg je libretti), vertalingen van kinderboeken (in het Frysk natuurlijk), een lijvig boekwerk over Drogeham (in het kader van het 1000-jarig bestaan van het dorp een paar decennia geleden). Voor liedboek van de kerken in het Fries maakte hij een aantal vertalingen. Hij schreef jarenlang columns in verschillende media. En vast nog wel meer.
Ik heb hem er altijd om bewonderd, hoewel ik zijn poëzie niet altijd even gemakkelijk vond. Maar dat zal vast aan mij gelegen hebben (te weinig geduld, te weinig voorstellingsvermogen, teveel afleiding, ik weet het niet). Hij heeft een kleine schare bewonderaars, vooral in protestants-christelijke kringen. De laatste jaren zet hij vooral zijn jeugdherinneringen op papier. Een aantal van die verhalen mocht ik lezen. Ze zijn prachtig begripvol, met vriendelijke humor en hier en daar vrolijke zelfspot geschreven. Maar ze tonen de lezer vooral een tijdperk dat heel, heel ver weg lijkt. Een periode waarnaar veel mensen nu nog wel eens terugverlangen, zelfs al hebben ze zelf die tijd niet meegemaakt. Ik hoop en wens dat ze ooit nog eens gepubliceerd worden, die jeugdherinneringen. Want, naast alles wat vervlogen is, staan ze ook bol van de universele waarden. En dat maakt ze dan weer tijdloos. Tige tank heit, en in dikke tút!