Van K: De B, ik mis een stukje. Heb jij het gezien?
De B: Welk stukje mis je dan van K?
Van K: Nou dat ene stukje, precies in het midden. Kom maar even kijken.
De B (loopt naar de grote tafel waarop de puzzel met het koopkrachtplaatje ligt): Inderdaad van K, het plaatje is zom niet compleet. Wat nu?
Van K: Ik raak er ernstig van in de war.
De B: Tja, nou je het zegt. Ik voel ook een niet geringe paniekaanval opkomen. Weet je zeker dat je overal hebt gekeken?
Van K: Overal. En jij hebt geen idee?
De B (met hoge piepstem): Nee. Wat nu van K. Dit kan zo niet.
Van K: Nee, nee en nog eens nee. Kom mee.
Vervolgens zien we de Heeren het huis uit rennen en aan werkelijk iedereen op straat, in de bus, op het station, in de supermarkt, de kledingwinkel, de kerk en de moskee vragen of ze het laatste stukje van het koopkrachtplaatje hebben gezien. Niemand, echt niemand weet het. Compleet wanhopig keren de Heeren huiswaarts. En daar, oh groot geluk, vinden ze, half onder de tafelpoot het ontbrekende stukje. Een groot geluksgevoel overvalt ze als het stukje eenmaal in de puzzel zit.
Wat mij betreft wat het tijd om het woord koopkracht af te schaffen. Het impliceert veel te veel kopen. En dat impliceert veel te veel produceren. En dat impliceert veel te veel grondstoffen gebruiken. En wat dat impliceert kan iedereen wel zo ongeveer bedenken.
Daarom pleit ik voor deelkracht. En voor groeikracht. En teamkracht. En helpkracht. Lachkracht. En vooral. Vooral voor heel veel geef- en ontvangkracht. Kunt u daar wat mee, heren Rutte en Asscher?