Gelukkig is de realiteit anders. Allereerst omdat de wereld om ons heen gelukkig uit veel meer bestaat dan volwassenen. De meeste kinderen hebben weinig tot geen last van ergernissen. Waarschijnlijk kijken de meeste zes- en zevenjarigen je verbaasd aan als je ze vraagt waaraan ze zich ergeren. Ze kennen boosheid, een ruzietje, misschien wat verdriet. Maar ergernis? Nooit van gehoord.
Ergernis is nergens voor nodig. En toch heb ik er zelf ook geregeld last van. Ligt mij. Ligt aan hoe ik naar de dingen kijk. Hoe ik ze ervaar. Of ik ze daar laat of omarm. En dat laatste is natuurlijk heel lekker. Je kunt je even - of wat langer - wentelen in je emotie. Grrr. Of brrr. Of Aargh.
En ja, dat is je ego dat lekker aan het knabbelen is. Ergernis is net een zak chips: je begint eraan en je vreet net zo lang door tot ie leeg is. Misschien is het goed om je dan te realiseren dat ergernis ook aan jou vreet. Je wordt er geen leuker mens van. Dat is één. En twee: het leidt je volledig af van wat het leven en de gebeurtenissen daarin boeiend, vermakelijk, spannend, komisch enzovoorts maakt. Ergernis werpt barrières op. Barrières die je beletten om de wereld om je heen echt te zien. Inclusief de ander.
Dus begin met jezelf ontergeren. Maak er een spelletje van: elke keer als je jezelf erop betrapt, lach erom. Hihihi, kijk mij nou weer eens met mijn ergernisjes. Waar gaat het eigenlijk over. En ego. bemoei jij je er even niet mee. Begrepen?
Op die manier word jij een stuk leuker. En de wereld om je heen ook. Lekker makkelijk - zou onze jongste dochter gezegd hebben toen ze een jaar of zes, zeven was.