Als professional in het onderwijs had je aanzien; er was een soort van automatisch respect voor de mensen die zich dag in dag uit vol overgave stortten op het bijbrengen van allerlei zaken waar je later la dan niet iets aan had in de samenleving. Maar zeker in het basisonderwijs ging de rol van de meester of juf nog een paar stappen verder. Dat kwam door het fenomeen 'huisbezoek'. Misschien dat het nu nog wel gebeurt (ik heb het vermoeden dat het in ieder geval veel minder geworden is), maar mijn vader ging jaarlijks bij alle ouders van de kinderen die in zijn klas zaten, op bezoek. Dat kostte veel tijd - een klas van zo'n 30 kinderen, dus hij was 30 avonden per jaar op pad - maar dat leverde veel meer op dan het kostte. Tijdens zo'n huisbezoek ging het niet alleen over de ontwikkeling en de mogelijkheden van de leerling, maar ook over problemen in het gezin en in de buurt. Mijn vader kreeg tijdens zo'n bezoek een goed beeld van het reilen en zeilen in het gezin. Van de eventuele spanningen, armoede, moeizame f juist hele goede onderlinge communicatie. Noem maar op. En het was voor de ouders een uitgelezen mogelijkheid om 1 op 1 met de meester te delen wat hen op het hart lag. Ik weet dat mijn vader het met sommige ouders best moeilijk had, zeker ook omdat hij hoofd van de 'Skoalle mei de Bibel' was in een dorp in de armste gemeente van Friesland. Grote gezinnen, lage inkomens, vaak weinig perspectief. Als hoofd was hij vaak ook de brenger van hoop en van positieve berichten. Ik kan me één gezin herinneren - we bevinden ons nu halverweg de jaren '70 - waar ze nog geen elektriciteit en gas hadden. Hun drinkwater kwam uit de put achter het huis. Maar ze hadden wel een briljante dochter die op advies van mijn vader - en ondanks het tegensputteren van de ouders - naar het gymnasium in Leeuwarden ging.
Anno 2012 lijkt het erop dat je maar beter niet in het onderwijs kunt zitten. Als je - laten we zeggen - docent geschiedenis bent, word je bijvoorbeeld geconfronteerd met een klas die niet in het lokaal past. Dat overkwam de docent van onze jongste dochter. Hij kaartte het probleem aan, de school kon het niet oplossen (?!?), dus wat deed deze zeer ervaren docent? Hij besloot om extra les te gaan geven: 1 college-achtige les voor de hele klas en vervolgens 2 keer een uur met de helft van de klas. Prachtoplossing van iemand met hart voor lesgeven en voor de kinderen. Maar het is natuurlijk te zot voor woorden dat een docent vrije tijd inlevert om dit soort problemen op te lossen.
Wat mij betreft zijn alle professionals in het onderwijs helden voor onze kinderen. Hun rol in het leven van onze zonen en dochters is groot, heel groot. Deze groep mensen moeten we koesteren en waarderen (maar niet 'pamperen'). En we moeten ze zoveel mogelijk in handen geven om het allermeest voor onze kinderen te betekenen (ja minister Bijsterveldt, dat is absolute noodzaak!). Een goede docent kan prachtige dingen in een kind ontketenen en we moeten alles op alles zetten om daarvoor de allerbeste omstandigheden te creëren. Dus kleinere klassen, minder dwingende structuren, lossere lesvormen en zoveel mogelijk inspiratie van buiten naar binnen halen. Plezier, creativiteit en ontdekken terug in de scholen. Ik ben ervan overtuigd dat het kan. Nu nog even een regerinkje overhalen