Als iemand gestorven is, zie je meteen dat het lichaam zielloos is. Terwijl je toch echt niks hebt zien vertrekken. Toch kijk je direct na het overgaan naar een omhulsel. Je weet het en je voelt het. Dus we zijn meer dan hetgeen ons een tijdlang huisvest. Heel veel meer. En daarom is doodgaan niet zielig, hoe triest het soms ook is. Je ziel is vertrokken. Je lichaam is zielloos geworden.
Hoe slim we ook zijn, er is nog niemand die een 'soultracker' heeft uitgevonden. Dus als je wilt weten waarheen je ziel gaat, zul je moeten afgaan op verhalen die we als mensen al aan elkaar doorvertellen zo lang we hier op aarde rondlopen. En het mooie van die verhalen is dat ze wel antwoord geven, maar vooral heel veel aan je eigen invulling overlaten. De zielsbestemming is niet in woorden te vangen. En juist daarom houden kunstenaars door de eeuwen heen zich er zo vaak mee bezig. Vol geestdrift. Of levensangst. Obsessief. Of juist vanuit de stilte.
Naarmate je ouder wordt, gaan er steeds meer mensen dood. Dat is natuurlijk niet zo, dat lijkt zo omdat de dood dichterbij kruipt. Toen Wilbert - de art director met wie ik tien jaar lang nauw samenwerkte - vertrok, schrok ik daar nogal van. Samen liepen we kilometers om onze geest de ruimte te geven. Voor ideeën. Toen ik hoorde dat hij was overleden, dacht ik vrijwel meteen 'nu heeft z'n geest alle ruimte'. Alles waarin hij zich begrensd heeft gevoeld, moet vanaf dat moment van hem af zijn gevallen. Licht, lichter, allerlichtst. Nergens meer aan vast, geen enkel verlangen, helemaal geen wensen of behoeftes meer. Geen tijd, geen ruimte, alleen misschien nog besef. Los, volledig los. Het kan niet anders dan dat het een heerlijk gevoel is. Zeker voor de kunstenaar die Wilbert eigenlijk was.
De 'waar'-vraag is eigenlijk niet zo relevant als het gaat om de geest. De 'wanneer'-vraag is veel essentiëler. Wanneer we onszelf bereid vinden en in staat stellen om de geest, de ziel te laten spreken. Of, zoals Nelson Mandela het zo prachtig zei in zijn inaugurele rede: 'Our deepest fear is not that we are inadequate. Our deepest fear is that we are powerful beyond measure. It is our light, not our darkness that most frightens us. (...) It's not just in some of us; it's in everyone. And as we let our own light shine, we unconsciously give other people permission to do the same. As we are liberated from our own fear, our presence automatically liberates others.' Het licht dat we uiteindelijk worden - onze ziel, geest of hoe je het ook maar wilt noemen - is wat ons allemaal verbindt. Je spirit is dat licht. Het vraagt moed om dat licht al bij leven zo hard mogelijk te laten schijnen. Omdat het ons zo zichtbaar maakt. En wat zichtbaar is, is kwetsbaar. En wat kwetsbaar wordt gemakkelijk kapot gemaakt. Maar kwetsbaarheid, vergankelijkheid, voorbijgaan is ten diepste alles wat we hebben. Daarom zijn we zo blij met mensen die hun licht durven laten schijnen. Ze geven hoop; ze laten ons iets van hun ziel zien. En zo zijn ze een voorbeeld van wat we allemaal zijn: licht. Dus zeg het elke dag maar even tegen jezelf: IK BEN LICHT - I AM LIGHT - IK BIN LJOCHT.