Paarden zijn edele dieren, heeft iemand ooit bedacht. Kikkers niet. En dat is niet eerlijk. Want een kikker kan in een prins veranderen en een paard niet. Bovendien heeft zo'n edel dier wel mooi een paardenbek. En als je daar als mens mee 'gezegend' bent, ben je ook nog eens binnen de kortste keren een beugelbekkie. Want in ons overgestructureerde, strak getrokken, volgepolderde kikkerland, moet alles binnen schoonheidskaders passen. Dus paardenbekkies accepteren we niet meer. Die worden rechtgetimmerd en op hun plaats geschroefd. Je ziet nu eigenlijk nog mensen van boven de veertig of uit niet-Westerse landen met een markant gebit. En dat kan iemand juist mooi maken.
Zoals ook de rafelranden van een stad prachtig zijn. Toen ik nog op de Anthony Fokkerweg werkte, een jaar of veertien geleden, maakte is samen met mijn art director vele kilometers in het kader van ideeën ontwikkelen. Dar rolden vaak prachtconcepten uit, maar we ontdekten samen ook schitterende stukjes Amsterdam die nog niet aangeharkt waren. Verzamelplaatsen voor kunstenaars, artiesten, zwervers, aangelande rondreizigers uit exotische landen en mensen die op de vlucht waren voor zichzelf, instanties en meer. Dat leefde daar allemaal in prima harmonie samen. Met grote hulpvaardigheid en gastvrijheid. Minidorpjes tegen de stad aangeleund. Ik mis ze wel eens. Bij Artis had je lang geleden ook zo'n strook met een keur aan artiesten, vrolijke woonwagenbewoners, rondreizende koks en vaarlieden. Die beelden beklijven op het netvlies, zoals juist ook op het funkelnagelneue IJburg de willekeur aan keten en gebouwtjes van Blijburg zich in je beeldgeheugen nestelt. En er gaat in Amsterdam een verhaal dat een man die ooit de loterij won, zo dolgraag een paard wilde, dat hij daadwerkelijk een knol kocht en het edele dier in zijn gang stalde (en overdag in de tuin). Geen idee of het waar is, maar de gedachte alleen al doet me glimlachen. Dat soort snuiters, daar hou ik van. Al dan niet met paardenbek.