Met een vriendelijke blik naar de trambestuurder liep ik naar deur. En warempel, die zwaaide voor me open. Met een grote glimlach liet de bestuurder me binnen. Ik bedankte hem en zei dat ik het heel aardig vond dat hij de deur toch nog voor me open deed. Dat was het begin van een heel gesprek.
De bestuurder vertelde dat zijn instructie van hogerhand bestond uit 'Deur open, deur dicht'. Dus geen getreuzel, geen sympathiek opnieuw even de deur open doen voor een zwangere vrouw, een ouder iemand me een wandelstok, iemand met een handicap. Nee, deur open, deur dicht. Dat verklaart waarom trams nogal eens voor je neus wegrijden. Het ligt niet aan de trambestuurder, maar aan de richtlijnen van de directie.
De bestuurder wist me nog meer te vertellen. Dat is trouwens meteen ook het aardige van iemand vriendelijk bedanken voor zijn gebaar - je hoort nog eens wat. Trambestuurders - en dat zal bij de bestuurders van bus en metro en misschien zelfs ook de ponten waarschijnlijk niet anders zijn - worden afgerekend op resultaat. Jazeker, beste mensen, als bestuurder van de hoofdstedelijke OV-voer- en vaartuigen, word je geacht op resultaat te rijden. Kijk, op tijd rijden - daar kan ik me nog het nodige bij voorstellen. Maar om nou ook het aantal passagiers dat je gemiddeld meeneemt te gaan turven?? En hoe maak je daar dan een fatsoenlijke rekensom van. Als je weet dat de meeste Amsterdammers in de zomer op de fiets stappen en in de regen misschien de tram pakken.
Het lijkt alsof ook bij het GVB de rekenmeesters belangrijker zijn dan de mensen die het echte werk doen: de tram, bus, metro- en pontbestuurders (al zullen die laatste zich liever stuurman laten noemen) en de mensen die al het materiaal - inclusief rails en dergelijke onderhouden en de mensen die zorgen dat wij met de juiste OV-kaarten ons kunnen laten vervoeren. Een tendens die je ook in het onderwijs, welzijn, de zorg en de cultuursector ziet.
Ik heb overigens geen hekel aan rekenmeesters (en -juffen). Maar als het aan mij ligt, zouden al die rekentypjes eerst eens op de tram moeten. Of voor de klas. Of in een culturele of zorginstelling aan de slag. En dan niet een dagje of een week. Maar minstens een maand. Ik denk dat zoiets een enorm effect zou hebben op het rekenwerk. En op de veraangenaming van onze samenleving. Mede daarom bedank ik deze trambestuurder nogmaals. Hij heeft het lef om te doen wat hem goeddunkt. Dat zouden meer mensen moeten doen!