Dat baasje is een Pool en dat weet ik dan weer van zijn achterbuurvrouw wiens dochter bevriend is met onze dochter. Ze hebben trouwens ook een stabij net als Sipke en dat schept een extra band. De Pool woont met nog drie of vier landgenoten in een rijtjeshuis. Ze hebben elk hun kamer; dat zie je aan de nogal uiteenlopende gordijnstijlen. De Pool is niet zo groot, ongeveer mijn lengte. Qua breedte is het een Jerommeke. Dat weet ik omdat hij 's zomers wel eens in een hemdje naar de sportschool loopt.
De Pool en zijn hond zijn onafscheidelijk. Je voelt als het ware de band tussen die twee als je langs ze loopt. En wat wil je. Het moet soms eenzaam zijn als je in een ver land woont en je familie en vrienden hebt achtergelaten. Je spreekt de taal niet, afgezien van een paar woorden die handig zijn voor het winkelen en prettig voor de uiterst beperkte omgang met de Hollanders. Verder is het vooral een kwestie van veel en hard werken en één, maximaal twee keer per jaar terug naar Polen. Daniël Lohues schreef een prachtig liedje over de heimwee die dat oplevert.
Vreemd dat wanneer het gaat over onze mede-Europeanen uit het Oosten, bijna niemand het heeft over het lef dat het vraagt om de stap naar het Westen te wagen. Over de ondernemingszin die deze Polen tonen. Over het vakmanschap dat ze hier brengen. En ja, natuurlijk is er wel een een communicatieprobleempje. Daar heb je dan weer woordenboeken voor, of je smartphone.
De Pool en zijn hond. Ik denk dat ik binnenkort eens ga opzoeken hoe je 'Goedemorgen', 'Goedenavond' en met name 'Brave hond' in het Pools zegt.